Op de eerste rij zaten ze: de bazen van de digitale wereld. Daar neergezet door Donald Trump ter gelegenheid van zijn inauguratie. Of misschien hadden ze die plaatsen gekocht. Het was in elk geval opvallend, en veel mensen vroegen zich af wat dit statement moest betekenen. Het zou kunnen dat het een uiting was van verbondenheid met het volk.
Het was niet de stedelijke Amerikaanse bovenlaag die Trump had verkozen, maar eerder de lagere middenklasse, de mensen van het platteland en veel mensen uit de kwetsbare maatschappelijke geledingen. De bazen van de digitale wereld lieten met hun prominente aanwezigheid zien dat zij daarbij hoorden. Ze zitten in het goede kamp.
Veel mensen interpreteerden de eerste rij op een andere manier. Zij zagen vooral de macht van de enorme rijkdom, vergaard vanuit het digitale oligopolie. Niet de politieke vertegenwoordigers zaten op de eerste rij, waardoor de democratie naar het tweede plan werd verwezen.
Sociale ongelijkheid
Hoe we deze gebeurtenis ook moeten lezen, onderliggend zijn beide lezingen een uiting van sociale ongelijkheid. En dat is een begrip van grote maatschappelijke betekenis. De grootte hiervan wordt jaarlijks geïllustreerd in het ‘Global Risk Perception Survey’ van het World Economic Forum (WEF).
In dat overzicht worden alle grote maatschappelijke risico’s van de wereld in kaart gebracht met de onderlinge verbanden daartussen. Het gaat hier om geopolitieke, ecologische, digitale en economische risico’s, maar ook sociale risico’s. Opvallend is dat aan sociale ongelijkheid een heel centrale rol wordt toebedacht. Ongelijkheid werkt volgens het panel van het WEF als enorme katalysator voor risico’s in de andere domeinen. Tegelijkertijd dreigen de andere risico’s weer tot grotere ongelijkheid te leiden.
De digitale wereld kent nog veel vragen
Eén van de belangrijkste kenmerken van de 21e eeuw is de opkomst van de digitale wereld, welk inmiddels een bijna gelijkwaardige plek in ons leven heeft ingenomen als de fysieke wereld. Wij zijn onafscheidelijk geworden van onze smartphone, en digitale technieken bepalen de ontwikkeling van de wereldeconomie. Zowel kennis als nepkennis verspreiden zich razendsnel en kennen nauwelijks grenzen.
Zelfs taalgrenzen zijn nauwelijks nog een drempel. Dat lijkt ruimte te bieden aan een grotere mate van sociale gelijkheid. Voor iedereen dezelfde toegangsmogelijkheden en dezelfde kansen. Geopolitiek werkt het ook zo. De Aziatische economieën profiteren enorm van de nieuwe digitale mogelijkheden. Maar die sociale gelijkheid wordt zo niet beleefd en zo pakt het in de praktijk ook niet uit.
De digitale bazen zijn rijk geworden, niet door meer gelijkheid te brengen, maar door mensen te verleiden tot de afhankelijkheid van hun digitale wereld. Daar worden mensen in groepen bij elkaar gedreven, om vervolgens diezelfde groepen uit elkaar te drijven. Hierdoor is er niet één digitale wereld gecreëerd, maar een eigen variant voor iedereen. De toenemende sociale ongelijkheid werkt door in de fysieke wereld en raakt ook de werking van de democratische rechtsstaat.
Risico’s en weerbaarheid
De risico-inventarisatie van het WEF laat zien dat we in een spannende tijd leven. Veel risico’s zijn groot in hun dreigende impact, vooral door de grote hoeveelheid mensen op aarde en omdat de wereld onderling zo verbonden is geraakt. Inmiddels wordt een aantal risico’s ook stevig onderkend en wordt er, met meer en minder succes (en niet door Trump en consorten), mondiaal beleid gevoerd om de weerbaarheid tegenover deze risico’s te vergroten. De energietransitie is daar een voorbeeld van, om de grote bedreigingen van de klimaatcrisis tijdig te kunnen stoppen.
Niet altijd wordt er voldoende aan de weerbaarheid gedacht. Dat het huidige kabinet in Nederland de budgetten voor pandemiepreventie schrapt, is wel een heel schrijnend voorbeeld. Maar meer aandacht is vereist voor de sociale ongelijkheid. We denken daarbij traditioneel aan inkomensverschillen en meer en meer aan vermogensongelijkheid. Maar alle inzichten over risico’s en weerbaarheid maken duidelijk dat het cruciaal is dat we veel meer aandacht gaan schenken aan de wettelijke ordening van de digitale wereld. Juist om daar te vermijden dat de ongelijkheid groeit en daarmee het organiseren van de weerbaarheid op allerlei andere domeinen alleen maar ingewikkelder is gemaakt.
De Europese wetgever doet hiertoe goede pogingen. De Nederlandse wetgever lijkt er nog weinig notie van te hebben. Dat moet anders.
Bernard ter Haar heeft als topambtenaar gewerkt op de ministeries van Financiën en SZW. Op dit moment is hij bestuurder bij NLFI. Ter Haar schrijft maandelijks voor Investment Officer over de relatie tussen overheid en markt.