De laatste maanden was het interessant op de beurzen. Ondanks politieke en geopolitieke chaos en vele waarschuwingen, zijn aandelen hersteld na de scherpe correctie in het voorjaar. Commentatoren verwonderen zich over de veerkracht van de beurs en vragen zich af hoe lang het nog goed gaat.
Zoals altijd zijn de kortetermijnontwikkelingen moeilijk te duiden en helpt het om naar langere periodes te kijken. Daarover gaat een interessante podcast van Barrons, getiteld ‘Did the Optimists Triumph?’.
Rond 2000 verscheen de spraakmakende boek ‘Triumph of the Optimists’ van Paul Marsh en Mike Staunton van de London Business School en Elroy Dimson van Cambridge. De professoren analyseerden erin honderd jaar aan mondiale beleggingsresultaten. In de podcast behandelt Barrons een recente actualisatie van de studie, met gegevens van de laatste 25 jaar.
Wat blijkt uit de analyse van 125 jaar aan resultaten? Ten eerste dat aandelen, vooral Amerikaanse, exceptioneel goede rendementen hebben gekend. Sinds 1900 is het gemiddelde jaarlijkse rendement op Amerikaanse aandelen 9,7 procent; 6,6 procent gecorrigeerd voor inflatie. Sowieso behaalden aandelen de beste resultaten in alle 21 onderzochte landen - al benadrukken de professoren nog maar eens dat ‘resultaten uit het verleden geen garantie voor toekomstige rendementen zijn’.
Ten tweede zijn de markten dramatisch veranderd in die 125 jaar. In 1900 maakte de VS 14 procent van de wereldaandelenmarkt uit, in 2000 was dit gestegen naar 49 procent. En zoals ik in mijn vorige column noemde: dat percentage is nu nog hoger, rond de 70 procent, iets wat ook de professoren heeft verrast. Andersom was het Verenigd Koninkrijk in 1900 nog leidend, met 24 procent van de wereldmarktkapitalisatie. Dat percentage is gezakt tot 3. En waar Japan in 1989 piekte op 40 procent, haalt dit land nu maar 6 procent.
Ook wat betreft sectoren is er veel veranderd: in 1900 domineerden spoorwegen de markten; in Amerika maakte de sector 63 procent van de marktwaarde uit, in het VK was dat 50 procent. En de grootste sectoren anno nu, zoals tech en healthcare, waren in 1900 nog zo goed als afwezig.
Een blik van de professoren op de concentratie van markten leert vervolgens dat niet alleen in de VS de aandelenresultaten worden bepaald door een kleine hoeveelheid bedrijven. Dat Nvidia, Microsoft en Apple goed zijn voor 20 procent van de marktkapitalisatie van de S&P500 is bij velen bekend, maar ook in Frankrijk maken de grootste drie bedrijven 23 procent uit van de markt. In Duitsland is dat 36 procent, in Zuid-Korea 40 procent en in Taiwan 59 procent. Dat is ook een reden waarom je beleggingen wilt spreiden: gooi het net breed uit om niet náást het net te vissen en de winnaars missen. Ook binnen de aandelenportefeuille is diversificatie belangrijk.
Obligaties stinken
Over obligaties merkte de podcast-host op dat ‘bonds stink’. Sinds 1900 is het gemiddelde, reële rendement van obligaties 0,9 procent, dus minder dan 1 procent, geweest. Tegelijkertijd kan je wel stellen dat obligaties veiliger waren dan aandelen. Tijdens De Grote Depressie liep de waarde van aandelen bijvoorbeeld met 80 procent terug tussen 1929 en 1932. Vervolgens duurde het vijftien jaar voordat dat verlies was goedgemaakt.
De ‘veiligheid’ van obligaties verdient overigens wel een kanttekening, want na de piek van obligaties in december 1940, verloren ze 67 procent in de daaropvolgende veertig jaar. De schrijvers van ‘Triumph of the Optimists’ pleiten nog eens voor diversificatie, maar waarschuwen dat correlaties niet stabiel zijn. Soms werkt spreiding dus niet, of minder.
Concluderend stellen de professoren dat de optimisten, de ‘believers’ in aandelen, winnen op de lange termijn. Let wel, als je andere studies met deze conclusie vergelijkt - zoals ‘Stocks for the long run? Sometimes yes, sometimes no’ van Edward F. Mcquarrie - moet wel gezegd worden dat er ook decennia zijn aan te wijzen waarin aandelen het belabberd deden.
Dus ja, op den duur is het logisch dat bedrijven gemiddeld méér rendement genereren op hun investeringen (‘aandelenreturn’) dan de rente waartegen zij lenen (‘obligatiereturn’). Maar op de korte termijn zijn er geen ijzeren verbanden te leggen en lijkt diversificatie nog altijd de beste vuistregel.
Anne Gram is onafhankelijke deskundige en lid/adviseur van pensioenfondsbesturen, beleggingscommissies en raden van toezicht.