Veel goedkope kritiek op de handelsoorlog van president Trump verwijst naar de depressie van 1929-‘33. De beurs daalde in oktober 1929 en nadat het Amerikaanse Congres handelstarieven had aangenomen, herstelde de economie zich niet meer. In die vergelijking wordt echter gemist dat de westerse wereld toen een gouden standaard hanteerde van vaste wisselkoersen. De vergelijking tussen nu en toen is dus niet behulpzaam.
We zien veel goedkoop commentaar langskomen op de tarievenoorlog die is ingezet door president Trump. Te veel economen doen een duit in het zakje met een snelle vergelijking met de jaren dertig. In 1930 voerde Amerika de Smoot-Hawley tarieven in en – voilà – de val van de beurs in oktober 1929 werd het begin van een recessie die vier jaar duurde en pas eindigde toen president Roosevelt het sein gaf voor grote overheidsbestedingen. Die historische samenvatting mist echter de belangrijke rol die de toen vaste wisselkoersen speelden. Amerika hield de dollarkoers vast, en zo ook de meeste Europese landen. Al die munten hadden een gegarandeerde koers in termen van gram goud.
Gaat de centrale bank dan toch geld drukken, dan verslechtert de dekking van het papiergeld door de goudvoorraad en dreigt een speculatieve aanval op de valuta. In zo’n situatie is het daarom voor de centrale bank niet mogelijk om met een expansief monetair beleid goed te reageren op een terugval in de economie. De belangrijkste eerste stap van Roosevelt was ook niet het opstuwen van de overheidsbestedingen, maar het afkondigen van een devaluatie van de dollar.
Sterk bewijs voor het belang van wisselkoersen in de jaren dertig is het verband tussen de datum waarop een land de gouden standaard opgaf, en het begin van het economisch herstel. Engeland was het eerste grote land in Europa dat de band met het goud doorbrak; Nederland en Zwitserland hoorden tot de achterhoede. Dat past bij het feit dat herstel in Engeland eerder kwam dan bij ons.
Wisselkoersen en monetair beleid zijn nu totaal verschillend. De dollar verzwakt en de valuta in bijvoorbeeld Vietnam en Maleisië, twee landen die belangrijk zijn voor Chinese ondernemingen die hun export daar willen laten ‘wassen’ en voorzien van een Vietnamees of Maleisisch certificaat van oorsprong, reageren vaak op dagbasis met sprongen die veel groter zijn dan normaal.
Daarbij komt nog dat veel economen die vlot uitleggen dat handelstarieven schadelijk zijn, alleen economische argumenten noemen. Essentieel voor Trump is echter ook het herstel van capaciteit in eigen land voor bouwen en onderhoud van zeeschepen.
Taiwan is een eiland, en de Chinese president Xi kan besluiten om de toegang tot dat eiland te blokkeren. Bij de blokkade van Berlijn – afgedwongen door Rusland uit woede over de economische hervormingen in West-Duitsland door minister Ludwig Erhard – kon het Westen de stad vanuit de lucht bevoorraden. Dat werd gedoogd door Rusland. Wie weet wat president Xi nog wil gedogen voor Taiwan? Daarom acht Trump het noodzakelijk dat Amerika zelf capaciteit heeft om schepen te bouwen en te repareren. Moeilijk vanwege de opbouw van de nodige ‘supply chains’, maar noodzakelijk. Kritiek op de Trumps tarieven die ook daar niet op ingaat, mist nog een tweede hoofdzaak.
Eduard Bomhoff is voormalig hoogleraar monetaire economie en was in het verleden bestuurder bij twee grote pensioenfondsen.